1. Zwemmen zonder basisuitrusting
- A. 50 m schoolslag. Op elke baan van 25 m een bordje opduiken.
- B. 6 m aaneengesloten onder water zwemmen.
2. Snorkelen (met basisuitrusting)
- A. Met rechtstandige sprong voorwaarts te water gaan, onmiddellijk gevolgd door 50 m snorkelen. Op elke baan van 25 m een rol voorover maken.
- B. Over een afstand van 25 m de buddy in de duwgreep vervoeren nadat vooraf bij de buddy de snorkel uit de mond is genomen.
- C. 50 m snorkelen en op elke baan 1 hoekduik maken waarna door 2 hoepels moet worden gezwommen. Deze hoepels dienen minimaal 5 m van elkaar verwijderd te zijn.
3. Behendigheid (met basisuitrusting)
- A. Met een hoekduik naar de bodem, daar uitademen en vervolgens opstijgen.
- B. Aan de oppervlakte van het water een rol achterover maken.